De Stilte op de Achterbank: Een Moedermoment
- Evelien Thijssen-Lormans
- 10 jan
- 3 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 3 feb
Het is een gewone vrijdagmiddag, en we zijn onderweg naar de dansles. Noor zit samen met haar nichtje op de achterbank, en hun stemmen vullen de auto met het vrolijke geklets van jonge tieners. Het is een van die momenten waarop ik, als moeder, met een half oor meeluister en geniet van hoe zorgeloos ze klinken. Maar dan verandert de toon ineens, en ik hoor iets wat me raakt als een donderslag bij heldere hemel.
“Ik weet WÉL nog dingen van toen ik echt heel klein was,” zegt Noor ineens, haar stem ernstig. “Weet je wat ik bijvoorbeeld nog weet? Ik weet nog dat ik wakker werd in het ziekenhuis. Ik lag aan allemaal slangetjes, had een infuus in mijn nek, en er stonden dokters om me heen die bang keken.”
Ik voel hoe mijn adem stokt. De auto rijdt door, maar mijn hart staat stil. Noor vertelt het alsof ze het over een gewone herinnering heeft, alsof het iets is wat elk kind zich herinnert. Maar ik voel de klap diep in mijn moederziel. Ik probeer mijn emoties te verbergen terwijl ik haar nichtje hoor reageren, duidelijk overvallen: “Oh, dat is niet fijn.”
Alsof dat nog niet genoeg was, voegt Noor eraan toe: “Ja, ik heb zoveel van die vreselijke herinneringen. Maar ja, ik heb ook meer dan 20 keer in coma gelegen. Dat is natuurlijk ook vreselijk!” Haar woorden vallen als een bom, en dan wordt het stil op de achterbank.
Ik weet even niet wat ik moet doen. Mijn hart breekt, duizend stukjes die in mijn borst lijken te branden. Ik voel hoe haar nichtje zich ongemakkelijk voelt, hoe haar brein probeert te bevatten wat Noor zo luchtig lijkt te vertellen. En Noor? Ze lijkt zich niet bewust van de impact van haar woorden.
Na een paar seconden stilte besluit ik iets te zeggen. Niet om de zwaarte van wat ze zei weg te nemen, maar om haar blik misschien wat lichter te maken. “Weet je, Noor, je hebt vast ook mooie herinneringen van toen je nog klein was, toch? Zoals die keer dat jullie samen bij de kinderboerderij waren. Weet je nog, met de geitjes die je probeerde te aaien?”
Ik kijk snel in de achteruitkijkspiegel en zie haar mondhoeken omhoog krullen. “Oh ja,” zegt ze, en haar toon wordt iets zachter. “Dat was leuk. En toen kregen we ook ijsjes, weet je dat nog?” Haar nichtje knikt, de ongemakkelijkheid lijkt een beetje te verdwijnen.
Op dat moment besef ik iets. Ja, Noor draagt een rugzakje dat te groot lijkt voor haar kleine schouders. Ja, haar herinneringen aan moeilijke tijden in het ziekenhuis zijn even hartverscheurend als ze echt zijn. Maar ze heeft ook die momenten van licht, van geluk en kinderlijke onbezorgdheid. En ik ben hier om haar eraan te herinneren dat die momenten er ook zijn.
De rest van de autorit gaat het gesprek verder over dingen waar tienermeiden het over hebben. Mijn hart doet nog steeds pijn, maar ik voel ook iets anders: trots. Trots op haar veerkracht, op haar vermogen om door het donker heen toch het licht te zien.
Misschien is dat wel wat moederschap is: de kunst om je kind steeds weer dat licht te laten zien, zelfs als het jou soms even ontbreekt. Noor heeft me opnieuw geleerd dat zelfs de zwaarste herinneringen draaglijker worden als je je ook de mooie blijft herinneren.
En weet je? Die les neem ik vandaag mee.